Hans Verweg Het
leven der vrouwen
Mientje wil een pop
maar op haar verjaardag
krijgt zij
autootjes.
Boven aan Carla's
verlanglijst prijkt 'autootjes'
maar haar tantes
draven af en aan met holly-
hobbies.
Alie wil een grote
broer maar kleine zus zeurt
haar de kop kapot.
Stans die alsmaar
op haar falie krijgt van grote
broer smeekt om een
kleine zus.
Sofia wil een
vriend om mee te praten en te
zweven. Maar om een
of andere reden loopt zij
alleen maar mannen
die met drie benen op de
grond staan tegen
het lijf.
Fannie wil
gemeenschap. Maar hoe doe je dat
met zwamkousen ?
Katrien verlangt
een kind maar hoeveel
doktoren ze ook
bezoekt het komt er niet van.
Thea reist het land
af .om een abortus.
Atie die werken wil
heeft een gezin. Als part-
timer krijgt zij
met haar tegelzet-diploma geen
poot aan de grond.
Sprotje snakt naar
huishouden, de hé-hele dag.
Ze moet werken om
het huis te kunnen betalen.
Olivia wil borstjes
o als pruimen zo klein. Is er
nou echt niks aan
die grape-fruits te doen?
[9]
Constantien droomt
alsmaar van ananassen,
desondanks serveert
de spiegel haar elke ochtend
weer dezelfde
kersen.
Zou God in het
diepst van zijn gedachten dan
toch een Godin
zijn?
Helen Verweg Verklaring
Ik zat aan mijn
bureau, niet goed wetend wat
met mezelf of met
het bureau aan te vangen.
Ineens sirenes.
Vier brandweerwagens stoven
achtermekaar door
de Utrechtsestraat, richting
Rembrandtsplein.
Ik rende naar
buiten en ging er op mijn fiets
achteraan. Eén
brandweerwagen kwam de
Reguliersbreestraat
uit en reed de Utrechtse-
straat weer in.
Langzaam zonder sirene.
Daarom reed ik,
turend naar rook, door naar de
Munt. Nergens iets
te zien. Ik aarzelde.
Maar ziedaar, twee
brandweerwagens kwamen
over het Rokin
aangescheurd. De één sloeg
rechtsaf de Singel
op. De ander die rechtdoor
ging knalde bijna
tegen een detde brandweer-
wagen op, die
vanuit de Vijzelstraat in één keer
doorjoeg naar de
Dam.
Een en ander deed
mij weer terug naar huis gaan om
aldaar mijn
interessante bezigheden te hervatten.
Maar het gebeurde
bleef mij bezighouden.
Ik dacht aan al die
flinke brandweerlieden. En
ook aan hun vrouwen
en kinderen. Dat ze maar
door die stad
moesten razen met gevaar voor
[11]
eigen leven. Want
zonder rook is het vuur moei-
lijk te vinden.
Zo, edelachtbare,
kwam ik er toe mijn bureau
in de fik te zetten
en de brandweer te bellen.
Ik zie, achteraf,
wel in dat ik dat misschien beter
niet had kunnen
doen.
[ 12]
Hanna Verweg Het visioen
De zwarte man die
door de hoofdzuster 'Nikkie'
is gedoopt stapt
met zijn ziekenhuishemd om-
hoog uit bed. Zich
uitrekkend midden in de zaal
roept hij naar alle
kanten: 'Nikkie wil niet ziek
zijn. Nikkie wil
leuken!'
De zieke mannen in
de bedden lachen.
De smetteloze
broeders trekken pinnig hun
neuzen op.
De nog gulle
leerlingverpleegsters maken zich
zo klein mogelijk
en delen intensief urinalen uit.
De mannen met het
hardste gelag krijgen er
twee.
De buitenlandse
werksters omklemmen hun
bezems, volledig
bereid dit varkentje op hun ma-
nier te wassen.
Maar dáár in de
deuropening: de hoofdzuster!
Gekleed in de
Kleren van de Keizerin der Troos-
tende Beroepen
schrijdt zij op Nikkie af. Ver-
bijsterd-te vaak
heeft hij haar een kouwe kikker
genoemd om nog in
haar warmbloedigheid te
kunnen geloven-laat
hij zijn hemd vallen, maar
zij rolt het handig
omhoog en drukt zich teder
tegen hem aan. In
de pluralis majestatis fluistert
zij hem toe:
'Liefste, neem... Wij geven...
Liefste...'
[31]